Onderwerp: OEROL, LOCATIETHEATER
15 Juni 2017
LEK, dat is pas stoer!
Door Youetta Visser met foto's van Mieke Kreunen
Dat is pas stoer. Gingen de mannen van muziektheatergroep Bot in vorige voorstellingen vol energie los op grote zelfgebouwde geluidsmachines, in LEK wagen ze zich ditmaal aan een kwetsbaar thema: het verval. Met man en macht zingen ze van lege dagen, de lichamelijke aantasting door naalden en medische machines en de eenzame afstand tot andere mensen. Bot neemt de tijd om een zelfstandig lopende rollator haar plek op het podium te laten vinden. De combinatie van stoere kracht, donderende geluidsmachines en rauwe songteksten halen, meer nog dan tedere liedjes, het verdriet van de vergankelijkheid naar boven. Het publiek In Schuur Spanjer op Terschelling slikt. LEK is in al zijn ruigte een confronterende en gevoelige voorstelling, die iedereen op Oerol wel wil zien. Bot maakt zijn faam waar.
Ditmaal gestoken in effen rokken en bijpassende gillets ogen geluidsmachinist Geert Jonkers, zanger Job van Gorkum, toetsenman Tomas Postema en technieker/vormgever Doan Hendriks in controle. Voor de voorstelling oogt het decor in schuur Spanjer ook rustig. Alle decorstukken keurig afgedekt onder witte lakens.
Maar dan barst LEK los. Eén voor één onthullen de mannen van Bot de instrumenten onder de lakens. Een oude cello in een rolstoel, een ritmesectie van kunstgebitten en een drum in een kliko komen tot leven. Een laatste opleving, voordat ze definitief ineen storten. Ze maken nog geluid, gemankeerd maar toch. De pianotoetsen roffelen tegen het hout, terwijl de ter aarde gestorte snaren nog eenmaal tot leven worden gewekt en Jonkers aan haar de laatste tonen ontfutselt. LEK is confronterend; ooit –wanneer?- is ieder van ons aan de beurt. Het verval treedt dan snel in. Bekkens kletteren op de grond, de blaasinstrumenten komen alleen nog tot leven met een hulpmotor. Tussen alles de hard gezongen poëtische teksten. Schuur Spanjer is haast te klein om het geweld van het viertal aan te kunnen. Een slagveld van instrumenten en mechanieken bedekt het hele speelveld. Stofwolken ontnemen het zicht. Het ruikt naar stront.
Feitelijk is LEK een liefdevolle voorstelling. Helder en direct toont Bot de fuik van verval, waaraan geen ontkomen is. Het beeld dat beklijft is dat van Doan Hendriks, die willoos gevangen in een mechaniek met zich moet laten sollen, zijn romp bestookt door een pedaal dat ritmisch tegen zijn hart aan klapt. Overgeleverd. Zo gaat dat. LEK eindigt zoals het moet, met de dood. Job van Gorkum zingt: “ Zand erover, zand erover, over mij. Zodat de hel in mij dooft.”
Dan, toch nog, zingen, schreeuwen de mannen: ” JA! JA! JA! “
Het publiek neemt het over: “JA, JA...” Een eindeloze reeks, lijkt het.