Onderwerp: WERELDMUZIEK, MUZIEK
13 Maart 2013
El Viento: poëtische flamencobewerking zet Carré in vuur en vlam
Tekst: Jorien Heemskerk
Beeld: Ronald Rijntjes
Wat krijg je als je het Metropole Orkest samen met een aantal flamencosolisten op het podium zet? Geen traditionele flamenco met een braaf achtergrondorkest, zo bleek afgelopen zaterdag in theater Carré. Wel een verrassende en afwisselende mix van flamenco, modern klassiek en jazz, die luisteraars in vervoering brengt en laat stampen om een toegift.
De arrangementen die onder de titel ‘El Viento’ worden gespeeld zijn geïnspireerd door de Spaanse dichter en schrijver Federico García Lorca (1898-1936). Hij was een groot liefhebber van Andalusische volksmuziek, waaronder de flamenco. Dat klinkt ook door in veel van zijn gedichten. Andersom heeft Lorca’s poëzie door de jaren heen verschillende flamencozangers geïnspireerd.
Landschap en contrasten
De eerste klanken zijn een koebel en de melancholische zang van Rafael de Utrera. Samen roepen ze een beeld op van de uitgestrekte, winderige vlaktes van Andalusië. Het orkest versterkt dit tot een krachtig en vloeiend geheel, dat contrasteert met de felheid van danser Daniël Navarro. Zo wordt de toon gezet voor de rest van de avond, waarin landschap en contrasten geregeld een rol spelen.
Het tweede nummer wordt bijvoorbeeld letterlijk ingeleid door het geluid van de wind, ‘el viento’. En na de pauze klinkt opnieuw een bel in de verte, maar nu samen met een snerpende dwarsfluit die steeds hetzelfde thema herhaalt. Tegenover de lage tonen van het orkest zorgen deze geluiden voor een dreigende sfeer, alsof boven het toch al onherbergzame landschap ook nog een onweersbui nadert.
Swingende steden
Gelukkig wordt dit instrumentale stuk gevolgd door een licht en zonnig lied over de Andalusische hoofdstad Sevilla, waarin zangeres Eva de Dios de vrolijke kant van haar stem laat horen. Eerder op de avond gaf het orkest al een impressie van Santiago, dat door het swingritme klinkt als een chique grote stad in de jaren ‘30 – vol mensen in avondkleding en glimmende klassieke auto’s. Een jazzy pianosolo vormt hierbij de finishing touch.
Andere nummers krijgen een jazzaccent door solo’s van blazers als Ilja Reijngoud (trombone) en Leo Janssen (tenorsaxofoon). Voor de traditionele flamencoklanken wordt gezorgd door gitarist Paco Arriaga en percussionist Udo Demandt, die afwisselend op een cajón en een grote ronde handdrum speelt.
Filmisch hoogtepunt
In één stuk komen bijna alle stijlen samen. Na een opening door Arriaga is er een lange droevige passage van de strijkers en zanger De Utrera, bij wie pijn en wanhoop van zijn gezicht zijn af te lezen. Het orkest versnelt het ritme en gaat dan abrupt over in een stukje ‘brave’ klassieke muziek. Vervolgens zweept dirigent Vince Mendoza de musici op tot een filmisch hoogtepunt, dat weer onverwacht eindigt in melancholische zang. De cirkel is rond.
Datzelfde geldt voor de avond als geheel. Na een sfeervolle opening en een afwisselende, net niet chaotische mix van stijlen, wordt die afgerond met een opgewekt slotnummer. De Utrera en De Dios zingen nu samen en sporen Navarro aan tijdens danssolo’s waarbij steeds meer zweet in het rond vliegt. Met langdurig applaus en gestamp wordt er zelfs een reprise losgepeuterd, waarin de danser zowel qua snelheid als felheid zichzelf overtreft. Een spectaculair einde dat nog dagen blijft hangen.