Onderwerp: Holland Festival, TONEEL
12 Juni 2010
Rechnitz
Door Ad Aerts met foto's van Arno Declair
Ieder land heeft geschiedenis die het liever zou vergeten. Grote geschiedenis die jaren duurt en hele continenten betreft, maar ook kleine geschiedenis. Gebeurtenissen van maar een paar minuten die nooit hadden mogen gebeuren. Te gruwelijk en te beschamend om zelfs indirect aan terug te denken. Zo ook een groot feest in het kasteel van het Oostenrijkse dorpje Rechnitz, waar iedereen van enig belang aanwezig was. Het was het laatste feest, want het was duidelijk dat over enkele dagen de Russen zouden binnenvallen. De oorlog kon ieder moment voorbij zijn. Door een onvoorspelbare en niet na te vertellen samenloop van omstandigheden hebben alle feestgangers aan het einde van het feest een geweer in hun handen. Geweren die worden leeggeschoten op 180 hongaarse joden, waarvan geen het bloedbad overleeft.
Naar aanleiding van dit 'incident' heeft Elfriede Jelinek een toneeltekst geschreven, die pijnlijk en stroef de verbale strijd laat zien van de betrokkenen. Een strijd die alle mogelijke gedachten naar voren brengt: ontkennen dat er iets gebeurd is dat niet door de beugel kon, goedpraten (de slachtoffers hadden immers toch noemswaardige levensverwachting), wroeging over de eigen rol bij de slachting, verzakelijken van de moordpartij, er over heen praten, mooi weer spelen, feesten, lachen. Als we maar genoeg ons best doen het leuk te houden vergeet men het vanzelf wel.... Maar zelf vergeet je het niet. Het verleden vreet zich een weg door je geheugen.
De oorspronkelijke tekst van Jelinek zou gespeeld ruim vier uur duren. Regisseur Jossi Wieler heeft er samen met vijf acteurs van de Münchner Kammerspiele een tergend pakkende voorstelling van anderhalf uur van weten te maken. Daarbij was de lengte van de tekst niet het enige probleem. Jelinek's tekst heeft geen regie-aanwijzingen en geen personages. Uit de tekst zelf zou je kunnen opmaken dat ze wordt gesproken door de (dienst-)bodes van het Kasteel. Maar dat doet er eigenlijk niet eens niet toe. Het is een lange monoloog voor een of meer sprekers. Maar zelfs de monoloog als geheel is al geen rol die gespeeld kan worden. De tekst van het stuk is rijk aan stijlen en beelden, stemmingen, citaten, maar geeft geen herkenningspunten voor mensen die deze tekst gezegd zouden kunnen hebben. Het is vooral een spel met woorden. Jellinek speelt met betekenis en ondertoon, met een zeer herkenbare voorkeur voor woorden en uitdrukkingen met dubbele betekenissen. Daarbij bevat de tekst ondanks alle beladenheid veel humor. Soms bevrijdend, soms (bewust) misplaatst. In de voorstelling maken spel en toneelbeeld de tekst nog indringender.
Het resultaat is een voorstelling zonder plot, zonder personages, zonder dramatisch conflict, maar ook een voorstelling die het publiek bij de strot grijpt. Je krijgt al snel een ongemakkelijk gevoel. Je probeert de personages te plaatsen, de relaties te ontdekken, het verhaal, waar het begint, en waar het misschien zou kunnen eindigen. Maar uiteindelijk laat je je gewoon meeslepen. In het begin lach je nog om de grapjes in de tekst. Maar naarmate de voorstelling vordert en de gruwelijkheid van de gebeurtenissen voelbaarder wordt, verdwijnt de lach uit de zaal. En daarmee blijft toch een klassiek element van theater overeind: de katharsis of loutering. Het slotapplaus voelt als een opluchting. Dit is theater dat je raakt.