Onderwerp: WERELDMUZIEK
12 Oktober 2006
Ernst Reijseger, Mola Sylla & Serigne Gueye
Tekst en beeld van Ton Maas (klik voor vergroting)
Gezien op 3 september, Bimhuis, Amsterdam
Ernst Reijseger is een gevaarlijke speelkameraad, omdat hij “ zonder vileine intenties overigens “ voortdurend morrelt aan de spelregels. Wie met hem wil samenspelen, moet dus sterk in zijn schoenen staan. Precies dat is Mola Sylla wel toevertrouwd. Voor iemand die in de meest uiteenlopende verbanden opereert, is hij verbijsterend vormvast. De zanger uit Sénégal heeft zich in Nederland ontwikkeld tot een katalysator van muzikale grensverkenningen die leiderschap en dienstbaarheid moeiteloos lijkt te combineren. Met dezelfde schijnbare moeiteloosheid weet hij als vocalist zijn doel te bereiken: mensen te raken. Zijn liederen, meestal in het Wolof, zijn niet gebaseerd op westerse akkoordenschema’s maar op repetitieve ritmisch-melodische figuren. Dat maakt de breaks en wendingen in zijn composities des te verrassender, want behalve zijn medespelers hoort niemand ze aankomen. Het leiderschap van dit bijzondere trio is onmiskenbaar tweekoppig. Volgens de cover van hun cd is het Reijseger die het voortouw nam, maar het repertoire komt volledig uit de koker van Sylla. Dat te beseffen is hier beslist van belang, want wie het trio beschouwt als Sylla’s begeleidingsgroep, zou de rol van Reijseger maar al te gemakkelijk kunnen afdoen als die van lastpak of stoorzender, terwijl beide mannen elkaar juist prikkelen om tot het uiterste te gaan.
Percussionist Serigne Gueye moet hier dus twee heren dienen en doet dat met liefde. Terwijl hij druk doende is de door Mola ingezette groove uit te diepen en van accenten te voorzien, voert hij bijna terloops een kort ritmisch mini-duel met Ernst. Dat soort details maakte de voorstelling van zondagavond in het Amsterdamse Bimhuis tot een extra enerverende gebeurtenis. Deze muzikanten opereren op zoveel niveaus tegelijk dat het je als toehoorder soms begint te duizelen.
Jangelma (onderwijs me), een aangrijpend lied over het nog altijd voortwoekerende drama van de Afrikaanse kolonisatie, werd ingezet als climax en tevens sluitstuk van de voorstelling. Geschraagd door een aan Bach refererend motief van Reijseger, deed een getergde Sylla zijn beklag over het onrecht dat Afrikanen nu al eeuwenlang wordt aangedaan door hun Europese overheersers. Hoewel de letterlijke strekking van het lied slechts bekend was bij de bezitters van de cd (althans diegenen die de moeite hadden genomen om het boekje te lezen) kwam de emotie bij alle aanwezigen even hard aan als de daverende knal die Sylla veroorzaakte door met de vlakke hand voluit op de enorme ruit achter het Bimhuispodium te slaan.