Onderwerp: WERELDMUZIEK
10 Oktober 2006
Sou Si-tai & Lau Chor-wah
Tekst en beeld Ton Maas (klik voor vergroting)
Gezien 7 oktober, Rasa, Utrecht
Uniek evenement of gekkenwerk? Soms liggen uitersten dicht bijeen. Het optreden van Sou Si-tai en Lau Chor-wah uit China had wel een beetje van allebei. Want hoe presenteer je een instrument waarvan de klank slechts enkele meters ver reikt, zonder geluidsversterking in een middelgrote concertzaal? ‘Gewoon’ door slechts enkele tientallen kaartjes te verkopen en het publiek in een halve kring op het podium te plaatsen, zoals zaterdagavond in het Utrechtse Rasa.
Sou en Lau bespelen een instrument dat ook binnen China een uitzonderlijke positie inneemt. De qin, een zevensnarige citer, is een van de oudst bekende Chinese muziekinstrumenten en bovendien overladen met mythologie. Zo zou het vooral dienen om in contact te treden met het hogere, of de kosmos. Bovendien was de qin, met zijn prachtig bewerkte klankkast en zijden snaren, eeuwenlang een kostbaar bezit dat slechts voor een kleine elite was weggelegd. Qinspelers waren van oudsher welgestelde intellectuelen die zich tevens bezighielden met zaken als poëzie en calligrafie. Optreden voor publiek was er niet bij; gespeeld werd er vooral in de huiskamer, voor enkele intimi of geheel zonder gehoor. Het repertoire voor de qin bestaat uit stukken van soms wel meer dan duizend jaar oud, die zijn overgeleverd in tabulatuur (vingerzettingen). De notatie bevat dus geen informatie over tempo, maat en toonhoogte, want ook de stemming van het instrument is nooit vastgelegd. Kennis over dergelijke zaken wordt overgedragen van leraar op leerling, in een orale traditie die eeuwen omspant. Sou en Lau studeerden in Hong Kong bij de inmiddels 101-jarige mevrouw Tsar Teh-yun, die zelf ooit les kreeg van muzikanten aan het keizerlijk hof en ondanks haar leeftijd nog altijd actief is.
De qin mag dan tot dezelfde familie behoren als de Japanse koto en de Vietnamese dan-tranh, het zijn juist de verschillen die het instrument interessant maken. De glissandi die zo kenmerkend zijn voor de qinmuziek, ontstaan door de vinger die de snaar tegen de klankkast drukt, in de lengterichting heen en weer te laten glijden, precies zoals bij andere fretloze snaarinstrumenten als viool of »d. Het nauwgezet uitvoeren van de instructies over tokkelwijze (vingertop of nagel, in- of uitwaarts) en vingerzetting (vingertop, nagel of liggende duim) gaat gepaard met acrobatische handbewegingen die het qinspel ook visueel uiterst aantrekkelijk maken. De fijnmazigheid van die instructies is zo groot dat het aantal schakeringen in klankkleur de vierhonderd overschrijdt.
Zielepijn en weemoed zijn geliefde thema’s in het qinrepertoire. In combinatie met de vele glissandi leidt dat tot een onverwachte klankverwantschap met de delta blues van slide-gitaristen als Mississippi Fred McDowell of, meer recent, Kelly Joe Phelps.