Onderwerp: MUZIEK, WERELDMUZIEK
1 April 2012
Castañeda en Vloeimans: avontuurlijke combi van harp en trompet
Tekst: Fimke Duursma
Beeld: Ronald Rijntjes
Van 27 maart tot en met 1 april vindt in Utrecht het tweede Dutch Harp Festival plaats, onder het motto ‘Real men play the harp’. De beroemdste harpist van de wereld, Edmar Castañeda, speelt speciaal voor dit festival samen met trompettist Eric Vloeimans. Een verbazingwekkend duo: trompet en harp blijken een wonderschone combinatie, en Castañeda bespeelt zijn instrument overrompelend anders dan je gewend bent.
Geen stoffig instrument
Remy van Kesteren, organisator van het Dutch Harp Festival en zelf harpist, wil afrekenen met het suffe imago van de harp. Vandaar de zinspreuk van het festival: ‘Real men play the harp’. Het instrument kan inderdaad wel wat promotie gebruiken, want geef toe: bij een harp stel je je waarschijnlijk een dromerig, breekbaar meisje voor dat lieflijk tokkelt op haar instrument.
Om te laten zien dat dit beeld onterecht is, nodigde Van Kesteren ’s werelds beroemdste harpist uit: de in New York gevestigde Colombiaan Edmar Castañeda. Na zijn concert met trompettist Eric Vloeimans op 29 maart in de RASA hebben de bezoekers hun beeld van de harp inderdaad 180 graden moeten bijstellen. Edmar laat het instrument avontuurlijk en ritmisch klinken en gebruikt veel meer technieken dan tokkelen alleen. Voeg daar het improvisatietalent van Vloeimans aan toe en je krijgt een spannend samenspel waar je oren van gaan klapperen.
Totaal van de wereld
Vloeimans betreedt het podium in een paarse blouse, gecombineerd met een gele broek en knalroze schoenen. Castañeda matcht er goed bij met geel t-shirt en bontgekleurd petje. Hij begint rustig te tokkelen op zijn harp en Vloeimans blaast klagende, lange tonen uit zijn trompet. Dan zet Castañeda een latinritme in. Een harpist die een swingende baslijn speelt, dat hoor je nooit! Hij bespeelt zijn instrument bijna alsof het een gitaar is: hij slaat de snaren aan met zijn nagels en speelt een melodie- en baslijn tegelijkertijd.
Zijn swingende Latijns-Amerikaanse ritmes zijn uniek voor een harp, maar ook de melodieën die hij speelt zijn prachtig en verdienen een vermelding. Ook heel bijzonder is Castañeda’s overgave tijdens het spelen. Tijdens zijn solostuk lijkt hij één te worden met zijn instrument. Alsof hij de liefde bedrijft met de harp, om hem er later weer van langs te geven door te slaan en te plukken. Hij lijkt totaal van de wereld. Na het solostuk kijkt hij ook niet meteen het publiek in, maar lijkt hij eerst te moeten ‘landen’.
‘Castañeda plays the shit out of the harp’
De avond begint met interviews met Van Kesteren en de beide muzikanten. Castañeda en Vloeimans kunnen zichtbaar goed met elkaar overweg. Hun één uur durende repetitie was volgens hen dan ook ‘a lot of fun’. Volgens Vloeimans speelt Castañeda ‘the shit out of the harp’ en is hij blij ‘to swim in his swimming pool.’
Van Kesteren vertelt over de twee harpen die op het podium staan. In Europa kennen we voornamelijk de westerse concertharp, die je zittend bespeelt en bedient met pedalen. Castañeda’s voorkeur gaat uit naar de Colombiaanse harp, een meer hoekig instrument dat knoppen heeft in plaats van pedalen en dat hij staand bespeelt. Tijdens de tweede set horen we het verschil: de westerse harp klinkt logger en bijna plastic-achtig in vergelijking met de Colombiaanse, waar een veel pittiger klank uit komt. Van Kesteren vertelt ons verder dat in Zuid-Amerika vooral mannen de harp bespelen, iets wat we ons in Europa nauwelijks kunnen voorstellen.
Uitdagende improvisatie
Vloeimans is zichtbaar onder de indruk van Castañeda. Hij zegt graag ‘mee te zwemmen in zijn zwembad’ en dat is een mooie metafoor voor hoe het samenspel overkomt. Castañeda bepaalt de koers, Vloeimans volgt. Trompet en harp blijken heel goed samen te klinken. Dat komt door de vrije speelstijl van de beide muzikanten, maar ook doordat Vloeimans zijn klank lijkt af te stemmen op de harp door regelmatig bijna zo fluweelzacht als een fluit te klinken.
Na afloop wil het publiek meer, maar de heren hebben zijn door hun stukken heen en slaan noodgedwongen aan het improviseren. Na wat verkenning over en weer, zet Castañeda opnieuw een latinritme in. Hoewel Vloeimans een echte improvisator is, lijkt hij dit stuk een behoorlijke uitdaging te vinden. Misschien dat hij daarom extra veel gebruik maakt van zijn effectenpedalen. De dubbele toon en de andere effecten klinken alleen zo gaaf dat dit niet echt een zwaktebod is. Na afloop veegt hij (symbolisch?) zijn voorhoofd af. Toch heeft hij zich goed door de toegift heengeslagen.
Van Kesteren heeft er goed aan gedaan om Castañeda en Vloeimans met elkaar in contact te brengen: het muzikantenduo blijkt een gouden combinatie. En Castañeda maakt de slogan van het festival helemaal waar. Zoals hij hem bespeelt, is de harp een stoer instrument waar een man zich zeker niet voor hoeft te schamen.