Onderwerp: POP-ROCK
21 Mei 2007
Rickie Lee Jones' muziek ademt
Door Aukje met foto's via website RLJ (klik voor vergroting)
Gezien in Paradiso - dinsdag 8 mei 2007
Singer/songwriter Rickie Lee Jones (1954) is een rasartieste die je niet snel in de hitlijsten terug zult vinden, omdat haar muziek niet mainstream is. Ze heeft echter wel een grote commerciële hit gescoord: ‘Chuck E’s in Love’ van haar debuutalbum ‘Rickie Lee Jones’. Het is een geliefd nummer bij coverbands, en wie het ooit heeft gezongen weet hoe ingewikkeld en geniaal haar timing is en hoe haar dunne en schelle stem van elastiek lijkt te zijn. Ze schiet makkelijk de hoogte in, om dan weer pijlsnel de laagte in te duiken.
Jones’ stemgebruik roept associaties op met die van Björk, die ook van origine geen mooie stem heeft, maar veel lef toont en ook in de hoogte veelal de borststem gebruikt, waardoor ze bijna schreeuwend zingt. Rickie Lee Jones maakt hier ook veel gebruik van. In de nog hogere regionen switcht ze gemakkelijk naar haar imposante kopstem. Eigenlijk is Rickie Lee Jones een schoolvoorbeeld van hoe je veel kan bereiken zonder ‘mooi’ te zingen, maar door met overtuiging, emotie en veel muzikaliteit een verhaal te vertellen en daardoor luisteraars te raken. Haar veertiende (!) cd ‘The sermon on Exposition Boulevard’ is recentelijk uitgekomen. Het album is een muzikale versie van het boek ‘The Words’ van vriend Lee Cantelon. In eerste instantie wilde Cantelon verschillende artiesten de woorden laten citeren op rockmuziek, maar Jones improviseerde er lustig op los wat resulteerde in een nieuw album.
Jones heeft al vele muzikale wegen bewandeld. Van jazz tot rock en van blues tot pop. Haar nieuwe cd rauwer is dan haar voorgangers, wat zich tot uiting brengt in de samenstelling van haar band: bas, drums, akoestisch gitaar, elektrisch gitaar en Jones op gitaar of toetsen. In vergelijking met haar vorige optreden in december 2003 in de Melkweg betekent dat minder gebruik van ‘subtiele’ instrumenten.
Ze begint haar optreden met ons welkom te heten in ‘Paradise’. Is het dat ze niet weet dat we in Paradiso zijn of refereert ze aan haar muziek? Ze heeft tenslotte het woord ‘Paradise’ gebruikt als titel voor een cd. Maar de vraag wordt meteen vergeten als ze ‘Tried to be a man’ van haar nieuwe album inzet. Vanaf de eerste noot is duidelijk dat Jones muziek ‘ademt’. Alles aan haar ÂÂs muziek, en haar band ondersteunt en vult aan. Ze geeft zich meteen over aan de teksten, de sfeer en de akkoorden, springt als een klein kind op en neer en vertélt een verhaal, soms letterlijk door te praatzingen. Helaas hoor ik niet altijd wat ze zegt doordat het geluid niet altijd even goed is, maar binnen komt het wel.
Is ze bij de eerste drie nummers aan het rocken, bij ‘Gethsemane’ (van ‘The sermon on Exposition Boulevard’) en ‘It takes you there’ (van ‘The evening of my best day’) is het tijd voor rustiger vaarwater, dat door het publiek wordt gewaardeerd. Daarna bespeelt ze bij ‘Cloud of unknowing’ (van ‘Ghostyhead’) haar gitaar met een strijkstok. Ook de bassist haalt ditzelfde trucje uit bij andere nummers. De drummer laat zich van een indrukwekkende kant zien bij ‘Tigers’ (van ‘Traffic from Paradise’). Tijdens ‘Traces of western slopes’ (van ‘The Duchess of Coolsville’) laat ze met haar vingers haar lippen trillen en klinkt daardoor als een zingende zaag.
Na het tiende nummer (‘Where I like it best’ van de nieuwe cd) vraagt iemand uit het publiek haar hoe het met haar gaat. “I’m feeling okay about it all. I’m alive and I’m enjoying it.” En zo komt het inderdaad over.
Ze neemt ons 30 jaar mee terug in de tijd met ‘Danny’s all star joint’, ‘Young Blood’ en ‘The last chance Texaco’, allen van haar debuutalbum uit 1979. Het publiek klapt bij het eerste nummer, een snelle blues, spontaan mee, en het lijkt alsof het Jones heeft geïnspireerd om ‘Young Blood’ compleet anders te spelen dan de band gewend is. Jones excuseert zich hiervoor bij de band, maar vervolgt haar weg en dirigeert bijna onzichtbaar de muzikanten zodat zij al snel kunnen invallen. De muzikanten kunnen daarna op adem komen als Jones het prachtige ‘Altar Boy’ (van ‘Traffic from Paradise’) op haar akoestische gitaar speelt.
De nummers van Jones worden niet altijd herkenbaar uitgevoerd. Aan de ene kant is dat jammer, want graag hoort het publiek wat ze kent van cd. Aan de andere kant toont Jones hiermee haar muzikale kwaliteiten. Die komen vooral naar voren wanneer de band het podium verlaat en zij achter de piano kruipt. Ze zingt daar ‘On Saturday afternoons in 1963’ (van ‘Rickie Lee Jones’) en ‘We belong together’ (van ‘Pirates’). Tussen de nummers door schrijft ze iets in het stof op de piano en wordt ze gefotografeerd door de vele bezitters van mobieltjes.
Dan neemt ze afscheid van het publiek, maar de lichten in de zaal gaan nog niet aan, zodat we weten dat een toegift is gepland. Dat wordt ‘The Horses’ (van ‘Flying Cowboys’), waarbij de band het dak eraf speelt. Een waardige afsluiting, van een prachtige muzikale avond, die maar liefst twee en een half uur duurde.
Rickie Lee Jones - website
Paradiso - website
CD tip
Pirates
Rickie Lee Jones