Onderwerp: WERELDMUZIEK
2 December 2006
Andy Statman Trio
Tekst en beeld van Ton Maas (klik voor vergroting)
Gezien op 25 november, Rasa, Utrecht
‘G ’h, dat zou je bij ons nooit zien,’ verklaart de Amerikaanse klarinettist en mandolinespeler Andy Statman met een grijns zodra hij het podium van het Utrechtse Rasa betreedt, wijzend op het geprojecteerde verbodsbord voor mobiele telefoons. Statman houdt niet van voorgekookt; praatjes met het publiek zijn net zo spontaan geïmproviseerd als de muziek die hij maakt met zijn trio. De luchtigheid van de begroeting staat echter in schril contrast met de toon die hij aanslaat met zijn eerste stuk: een introspectieve en breed uitgesponnen improvisatie op een eeuwenoude nigoen (woordloos gezang uit de joodse liturgie). Over een traag golvend tapijt van tromgeroffel en gestreken contrabas laat Statman zijn klarinet eerst fluisterzacht jammeren en kreunen, om ruim een kwartier later te eindigen in een cascade van jubelende en bij vlagen snerpende klanken.
Statman wordt meestal aangekondigd als klezmermuzikant “ in dit geval ‘grootmeester van de New Yorkse klezmer’ “ maar dat gebeurt vooral omdat niemand echt raad weet met zijn muziek, tenminste als het op indelen naar genre aankomt. Zeker, hij is een leerling van de grote Dave Tarras, de man die als eerste een Amerikaanse draai aan de jiddische feestmuziek gaf, maar Statman studeerde ook jarenlang bij bluegrassmandolinist David Grisman, maakte onversneden jazz met Buell Neidlinger en is nog altijd een groot liefhebber van rock&roll. De enige vergelijking die echt hout snijdt “ hoewel uit piëteit vaak niet hardop uitgesproken “ is die met John Coltrane. Statman deelt niet alleen Trane’s fenomenale toon en improvisatorische vermogen, zijn muziek klieft ook minstens zo diep door de ziel.
De ‘andere’ Statman openbaart zich zodra hij de mandoline ter hand neemt. Plotseling keert de luchtigheid van zijn conversaties met het publiek ook terug in zijn muziek. Zelfs zijn lichaamstaal slaat om van enigszins gekweld tot dartel en uitgelaten. Zijn twee begeleiders huppelen van harte met hem mee. Vooral Larry Eagle “ net terug van een tournee met Bruce Springsteen “ verrast met messcherp en toch fantasievol slagwerk. Ondanks de suggestie van niemendallerigheid die er onwillekeurig van uitgaat, heeft Statmans interpretatie van de Amerikaanse fiddlemuziek niet minder diepgang dan zijn behandeling van oude joodse melodieën.
Helemaal aan het einde van de voorstelling vloeien de twee persoonlijkheden van Statman samen in het titelstuk van zijn allereerste plaat uit 1980, Flatbush Waltz, een ode aan de wijk in Brooklyn waar hij ter wereld kwam. Dan demonstreert hij zijn grootmeesterschap op de mandoline, door er klanken uit te toveren die net zo fluwelig, lyrisch en bezwerend zijn als die uit zijn klarinet.